Een rustige villawijk lijkt het wel, als je naar de ene zijde van de Bethaniestraat kijkt. Aan de andere zijde bevindt zich een groot gebouw. Laten we eens kijken achter de voorgevel van: Bethaniestraat 4. De middeleeuwse samenleving was hecht georganiseerd. Iedereen was wel lid van een ambachtsgilde, een broederschap of een schuttersgilde. Zo kende de stad een Broederschap van Sint-Jacob die ondersteuning bood aan pelgrims op weg naar Santiago de Compostella, ondermeer middels een gasthuisje. Maar zij deden méér: een spel over 'die legende van St.-Jacob apostel' werd in 's-Hertogenbosch en elders opgevoerd. Vanuit de stad trokken vele pelgrims in zuidelijke richting. Ondermeer gebeurde dat als een boetedoening wegens een doodslag. In het zogenaamde Bosch' Protocol staan enige van deze boetebedevaarten genoteerd uit de vijftiende eeuw. De Broederschap bezat ook een kapel. Paus Martinus V had in 1430 toestemming gegeven deze te bouwen. Daadwerkelijk werd de kapel in de vijftiende eeuw gebouwd op het terrein 'De Wijnmolenberch', vlakbij het Hinthamereinde en vlakbij het door Reinier van Arkel in 1442 gestichtte gasthuis. De kapel stond er toen kennelijk al, want krachtens zijn testament schonk Reinier acht gouden peters (een geldstuk) ten behoeve van dit kerkgebouw. In 1569 werd de stad in vier verschillende parochies verdeeld. De éne parochie (de Sint-Jan) kreeg er drie bij: de kloosterkapel van de Kruisbroeders en de kapellen van twee broederschappen, die van St.-Petrus en St.-Jacobus. Zelfs het stadsbestuur bemoeide zich met deze verdeling, omdat toen tevens werd bepaald dat iedereen die zich in de nieuwe parochiekerken liet dopen voortaan geboren Bosschenaar was; voordien gold dit alleen voor de dopelingen van de Sint-Jan. Slechts zestig jaar heeft de Sint-Jacob als parochiekerk gefungeerd; in 1629 kreeg zij een militaire bestemming. Drie eeuwen bleven militairen het gebouw bevolken en richtten het voor eigen doel in. Er kwamen ondermeer verdiepingen in het gebouw. In de twintiger jaren verlieten de soldaten het gebouw en in het grote lege pand vestigde zich het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. Er kwam een museum en een wetenschappelijke bibliotheek. Zestig jaar later kwamen er veranderingen: de bibliotheek verdween naar Tilburg (in de Universiteitsbibliotheek) terwijl het museum een riante huisvesting in de stad zelf kreeg, in het Gourvernement in de Verwersstraat. De bouwhistoricus en de stadsarcheoloog werden de nieuwe gebruikers van het vijftiende eeuwse pand. In het voormalige koor van de Kerk vestigde zich De Azijnfabriek met haar lunchconcerten en literair café. Het is een combinatie van cultuur en historie die goed past in de cultuur-historische visie van het stadsbestuur. Het ligt in de bedoeling dat de afdeling Archeologie en Bouwhistorie een grotere uitsraling krijgt naar de Bossche bevolking en andere geïnteresseerden toe. Daar kan iedereen alleen maar verheugd over zijn. |
Op vrijdag 26 januari 2007 is de Oude Sint-Jacobskerk na een 2 jaar durende restauratie feestelijk heropend waarna op zondag 28 januari 2007 een druk bezochte open dag volgde. In de kerk, die sinds 1988 in gebruik is als depot en kantoor voor de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten, is voorafgaand en tijdens de verbouwing bouwhistorisch onderzoek verricht.Bouwhistorisch onderzoek naar Sint-JacobskerkDe Sint Jacobskerk was oorspronkelijk een broederschapskapel welke gebouwd is omstreeks 1430.Paus Martinus V gaf toen toestemming om een kapel met klokkentoren en een hospitaal te stichten ten behoeve van de bedevaartgangers naar Santiago de Compostella. Vanaf 1569 kreeg het gebouw de status van parochiekerk. Na het beleg van 1629 is het gebouw korte tijd in gebruik geweest als protestants kerkgebouw en daarna als wagenhuis en begraafplaats. Vanaf 1689 kreeg de kerk een militaire functie, allereerst als paardenstal en vanaf 1752 als arsenaal of groot tuighuis. De militairen verlaten het voormalige kerkgebouw in 1924 waarna het Noord Brabantsmuseum er tot 1987 in trekt. De kerk kent dus een imposante gebruiksgeschiedenis die voor een deel nog af te lezen is in en om het gebouw. De periode tot 1752Het was al bekend dat het schip jonger is dan het koor en dat het schip er later tegenaan is gebouwd. Het koor stamt uit de eerste helft van de 15de eeuw. In 1468 is de toenmalige kapel uitgebreid. Het schip is waarschijnlijk in de eerste helft van de 16de eeuw aangebouwd. Op een panorama van de stad gemaakt door Anton van Wijngaerde uit het midden van de 16de eeuw staat de kerk in zijn volle omvang afgebeeld. Aanvankelijk was het de bedoeling om de kerk van zogenaamde transeptarmen te voorzien. Niet duidelijk is of deze transeptarmen daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Tijdens het onderzoek zijn hiervan al wel enkele bouwsporen in het muurwerk aangetroffen. Verder onderzoek kan hierover mogelijk meer duidelijkheid geven.Inwendig zijn er onder de pleisterlagen van het schip fraaie muurschilderingen aangetroffen die terug gaan tot de 16de eeuw. De periode na 1752Midden 18de eeuw vindt er, door de functiewijziging, een omvangrijke verbouwing plaats in de kerk. In het kerkgebouw worden verdiepingsvloeren aangebracht, de grote gotische spitsboogvensters worden dichtgezet waarin kleine vensters verschijnen, de kapconstructie wordt vernieuwd en de westelijke voorgevel wordt geheel opnieuw opgetrokken.In de late 19de eeuw wordt vervolgens het triforium gesloopt en worden er muren tussen de pilasters geplaatst. Ook ontstaat in die periode de afscheiding tussen schip en koor. In 1924 wordt de eerste verdiepingsvloer gesloopt waardoor een galerij ontstaat. Een jaar later wordt de voorgevel die in de 18de eeuw was vernieuwd aangepast naar een ontwerp van architect Oscar Leeuw. Binnen in het kerkgebouw zijn restanten bewaard gebleven en bouwsporen herkenbaar uit de 18de 19de en 20ste eeuw die ons meer vertellen over deze periode van de Sint Jacobskerk.
Afbeeldingen:
|
In 1569 werd de St.-Jacobskapel in de Bethaniëstraat het middelpunt van de nieuwe Sint-Jacobsparochie. Het gevolg was ondermeer dat de kerk sterk uitgebreid werd. Ze stond centraal in het buurtje rond deze kerk. Zo trof men er ondermeer de Baselaars- en Bethaniëkloosters aan en het Van Deventhergasthuis. Na 1629 veranderde er veel. De kerk werd onttrokken aan de eredienst, werd verbouwd en kreeg een militaire functie. In 1636-1637 werd het kerkhof ontruimd en kreeg men een groot plein. Daar werden voortaan ondermeer veemarkten gehouden. Tussen de bebouwing van de St. Jacobskerkhof en de stadswallen bevonden zich grote warmoezerijen, groentetuinen. Ten behoeve van de vele militairen die in de vestingstad verbleven, werden er in het midden van de achttiende eeuw een aantal kazernes gebouwd, waaronder de Jacobskazerne, gelegen naast de voormalige kerk van die naam. Hierin lagen honderden militairen ingekwartierd, en in het midden van de 19e eeuw vond men deze huisvesting nog goed, 'hoezeer de kamers klein en de omringende ruimte van eenige lokalen zeer bekropen is'. In het begin van de twintigste eeuw vertrokken de militairen uit beide gebouwen. Het oude kerkgebouw werd bestemd tot huisvesting van het Centraal Museum, de voorganger van het Noordbrabants Museum. Het kerkgebouw werd aangepast en ook de gemeentelijke kunsthistorische collectie kreeg een onderdak in deze nieuwe huisvesting. Dat was in 1925. Iedere middag tussen 2 en 4 uur kon men tegen betaling van tien cent de collecties bekijken. Tegelijkertijd is het voormalige Sint-Jacobskerkhof geheel verkaveld. De middeleeuwse bebouwing verdween en de laatste restanten van het grote Baselaarsklooster werden gesloopt. Een nieuw stratenpatroon ontstond en hieraan kwamen riante woningen. De Bethaniëstraat kreeg in 1931 haar naam, naar het klooster. Voor bejaarden werd in hetzelfde jaar het Sint-Jacobshofje gebouwd. Ook de kazerne zou na twee eeuwen verdwijnen: ze maakte plaats voor een uitbreiding van het middeleeuwse Reinier van Arkel, thans het oudste psychiatrisch ziekenhuis van Nederland. Zo'n zestig jaar is het Noordbrabants Museum in de Bethaniëstraat gehuisvest geweest, daarna kreeg ze onderdak in het Gouvernement in de Verwersstraat. Daarmee verdween een instituut dat veel bezoekers aantrok uit deze straat. De tentoonstelling die de grootste belangstelling trok was de expositie die gewijd was aan Jeroen Bosch in 1967. De in 1971 gehouden expositie 'Beelden uit Brabant' toonde een verrassend overzicht van laatgotische beelden uit het oude hertogdom. In het leegstaande gebouw werd de gemeentelijke Archeologische en Bouwhistorische Dienst gevestigd. Daar worden de vele bodemvondsten van de laatste jaren bewaard, gerestaureerd en beschreven. Incidenteel vinden er tentoonstellingen plaats. Maar in de loop der jaren is hier toch een grote museale collectie bijeengebracht, die het waard is aan bezoekers (Bosschenaren en andere belangstellenden) getoond te worden. Verder is het straatbeeld de laatste zestig jaar niet zoveel veranderd. Reinier van Arkel is bezig met nieuwbouw (maar deze instelling bouwt en verbouwt regelmatig), maar auto's bepalen wel steeds meer het straatbeeld. |
We zitten nog steeds in de vakantietijd. Laten we daarom ook deze week nog eens kijken naar de pelgrims, de reizigers van de middeleeuwen. Velen van hen gingen naar Spanje maar niet naar de oostkust die bij de huidige toeristen in trek is. De pelgrims gingen naar Santiago de Compostella in het noordwesten van Spanje, een van de drie grote bedevaartsplaatsen, naast Jeruzalem en Rome. In Santiago ligt volgens de middeleeuwse traditie de apostel Jacobus de Meerdere begraven. Deze traditie zou uit 813 stammen. In dat jaar had Pelagus, een vroom man, een visioen over de aanwezigheid van de apostel. Bisschop Theodemir vond vervolgens een marmeren graftombe. Paus Leo III deed de rest: hij verkondigde in een bul, dat het graf van een van de apostelen was teruggevonden. De pelgrimage naar Compostella kon beginnen.
Het reizen was in de middeleeuwen geen pretje. Gebaande wegen en bruggen waren er nauwelijks en allerlei gevaren bedreigden de pelgrims. Langs de route ontstonden gasthuizen die de arme bedevaartganger onderdak verleenden. Zo ook in 's-Hertogenbosch.
In 1430 vroeg de broederschap van de Heilige Jacobus aan paus Martinus V toestemming voor het stichten van een kapel en een gasthuis. Dit gasthuis was voor vreemdelingen die òf terugkwamen van een bedevaart òf op weg waren naar het verre Spanje. Ook zouden er Bosschenaren terecht kunnen die na volbrenging van hun pelgrimage dringend hulp nodig hadden. Konden de vreemde pelgrims er slechts kort verblijven, voor de teruggekeerde Bosschenaren was er dus langer verblijf mogelijk. De kapel van Sint Jacob is in 1584 verheven tot parochiekerk. Enkele jaren later werd zij vergroot, verdween waarschijnlijk het hospitaal en kwam het schip van de kerk hiervoor in de plaats.
Wie waren die mensen die zo'n gevaarlijke tocht ondernamen? In de eerste plaats natuurlijk de vromen die uit zuiver religieuze motieven de tocht ondernamen. Bij velen speelden echter andere motieven een rol. Lust tot avontuur of moeilijkheden thuis die een vlucht wenselijk of noodzakelijk maakten. Dan was er nog een groep die gedwongen naar Santiago moest na het bedrijven van een misdaad. Ze moesten later bewijzen dat ze de tocht inderdaad gemaakt hadden. Een van die bewijzen was de Jacobsschelp waar in Santiago een levendige handel in was.
Bosschenaren waren ook gek op een gokje. Weddenschappen werden afgesloten op het volbrengen van de bedevaarten naar vooral de 'grote drie plaatsen'. Soms waren zelfs eisen in een contract opgenomen: binnen een bepaalde tijd terug te zijn of de manier van reizen. Zo legden op 6 februari 1454 de Bossche schepenen een overeenkomst vast dat Peter van den Yevelair verklaarde naar Santiago te reizen. Hij mocht alleen over land reizen. Alleen voor het oversteken van een rivier mocht hij een boot gebruiken; dat kon ook moeilijk anders omdat bruggen meestal ontbraken. Zo'n weddenschap maakt nog eens duidelijk hoe gevaarlijk zo'n middeleeuwse reis was. Velen vonden onderweg hun graf. Hoe het met de Bosschenaar Peter van den Yevelair is afgelopen weten we niet. |
1430 |
Voor haar geboorte moeten we naar het jaar 1430. Toen werd in het oosten van Den Bosch een St.-Jacobskapel gebouwd. Met daarbij een hospitium voor pelgrims die naar Santiago de Compostela gingen. In deze Spaanse stad is volgens de overlevering Sint Jacob begraven. Folder: St.-Jacob. Den Bosch. Een rondgang door de kerk |
|
1569 |
De kapel werd in 1569 parochiekerk. Bron: Straat in Straat uit |
|
1584 |
In 1584 verbouwd tot het tegenwoordige koor, waartegen het dwarspand (welks armen nooit uitgevoerd) en het driebeukig basilicaal schip aangebouwd. Bron: Bossche Monumenten in Beeld |
|
1629 |
Na de Reformatie kwam het gebouw in 1629 ter beschikking van de hervormden. Een paar jaar later werd de toren deels gesloopt en in 1689 werd de kerk zelfs een paardenstal... Maar het kon nog erger, waant een eeuw later ging men het pand gebruiken als 'tuighuis', een soort wapenopslagplaats. Folder: St.-Jacob. Den Bosch. Een rondgang door de kerk |
|
1632 |
Een gedeelte van de St. Jacobskerk wordt gesloopt. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1689 |
De voormalige Sint Jacobskerk wordt ingericht als stal. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1752 |
Van de voormalige Sint Jacobskerk wordt de toren gesloopt, evenals de kosterswoning en de pastorie. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch Bron: Kloosters, Kronieken en Koormuziek |
2010 |
Oude Sint-JacobskerkBethaniestraat 4Kort na 1430 werd hier een kapel en gasthuis gebouwd voor bedevaartgangers naar Santiago de Compostella. Deze broederschapskapel van de apostel Jacobus werd in de 15e en 16e eeuw uitgebreid tot een driebeukig basilicaal schip met éénbeukig koor. Vanaf 1569 was de kapel in gebruik als kerk, wagenhuis, begraafplaats en paardenstal. In 1752 werd het pand verbouwd tot militair arsenaal/tuighuis, waarbij er verdiepingsvloeren gelegd werden. Daarna herbergde het gebouw onder meer een kazerne en het museum van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het latere Noordbrabants Museum (tot 1986). De 18e-eeuwse voorgevel van het gebouw werd in 1925 aangepast aan deze nieuwe functie. Momenteel is er het kantoor en depot van de gemeentelijke afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten (BAM) gevestigd.
Magazine Open Monumentendag (2010) 25
|
|
2015 |
Voormalige Oude Sint-Jacobskerk : nu Groot TuighuisDit markante gebouw is nu kantoor en depot van Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten, onderdelen van de nieuwe gemeentelijke afdeling Erfgoed. Kort na 1430 werd hier een kapel en gasthuis gebouwd voor bedevaartgangers op de reis naar Santiago de Compostella. Deze broederschapskapel werd in de 16e eeuw uitgebreid tot een driebeukig schip met éénbeukig koor. Vanaf 1569 was het parochiekerk. Na 1629 werd het gebouw onteigend en diende vervolgens als protestantse kerk, wagenhuis en paardenstal. In 1752 werd het verbouwd tot militair arsenaal. Daarbij werden drie opslagzolders voor onder andere wapentuig gemaakt en heette het in de 19e eeuw Groot Tuighuis. Na de beëindiging van de militaire functie was het gebouw vanaf 1924 de locatie van het Noordbrabants Museum. Onder architectuur van Oscar Leeuw werd het pand intern verbouwd en de voorgevel vernieuwd. Na het vertrek van het museum naar de Verwersstraat kreeg het in 1988 de huidige functie. In 2013 is een publiekspresentatie van archeologisch en bouwhistorisch onderzoek gerealiseerd. Bezoekers kunnen daarbij het werk in de praktijk meemaken. Onder de naam ArcheoHotspot ’s-Hertogenbosch is onlangs het gebouw daarvoor vrij toegankelijk gemaakt.
Magazine Open Monumentendag (2015) 27
|
|
2016 |
Groot TuighuisOude Sint-JacobskerkIn dit markante gebouw is de gemeentelijke afdeling Erfgoed en het daaraan verbonden depot van de gemeentelijke archeologie en bouwhistorie gevestigd. Kort na 1430 werd hier een kapel en gasthuis gebouwd voor bedevaartgangers op de reis naar Santiago de Compostella. Deze kapel werd in de 16e eeuw uitgebreid tot een driebeukig schip met éénbeukig koor. Vanaf 1569 was het parochiekerk. Na 1629 werd het gebouw onteigend en diende vervolgens als protestantse kerk, wagenhuis en paardenstal. In 1752 werd het verbouwd tot militair arsenaal. Daarbij werden drie opslagzolders voor onder andere wapentuig gemaakt en heette het in de 19e eeuw ‘Groot Tuighuis’. Na de beëindiging van de militaire functie was het gebouw vanaf 1924 de locatie van het Noordbrabants Museum. Onder architectuur van Oscar Leeuw werd het pand intern verbouwd en de voorgevel vernieuwd. Na het vertrek van het museum naar de Verwersstraat kreeg het in 1988 de huidige functie. In 2005-2007 is het gebouw gerestaureerd en gerenoveerd. Er is een publiekspresentatie te zien van het archeologisch en bouwhistorisch werk in de praktijk. Als ArcheoHotspot ’s-Hertogenbosch is deze presentatie vrij toegankelijk. Tot het eind van dit jaar is de tentoonstelling ‘De stad van Bosch’ te zien. Deze expositie in het kader van Bosch 500 geeft een beeld van de stad en samenleving in de tijd van Jheronimus Bosch, door de combinatie van 3D-reconstructies, archiefstukken en vondsten uit archeologisch en bouwhistorisch onderzoek.
Magazine Open Monumentendag (2016) 27
|
1507 |
Kapittel 23. De groote bus uit het tuighuis gehaald, om te versmeden.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1529 |
Kapittel 96. Oprigting der parochie St. Jacob te 's Hertogenbosch.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1603 |
Kapittel 16. De St. Jacobskerk gebruikt tot huisvesting van het krijgsvolk, schoongemaakt.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1625 |
Kapittel 6. Toelaag aan St. Jacobs kerk. Bron: Stads Rekeningen van het jaar 1625-1626. Deel 2, blz 1325
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
1948 | Provinciaal Museum (Prov. Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen) |
2005 | Podium Azijnfabriek |
J.H. van Heurn, Historie der stad en meyerye van 's Hertogenbosch III (1777) 311; IV (1778) 149-150
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 19, 107, 110, 125, 127, 131, 133, 137, 172
J. Mosmans, 'De Stichtingsbrief der St. Jacobskapel te 's-Hertogenbosch' in: Bossche Bijdragen 10 (1929-1930) 66-73
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 145n, 159, 162, 164, 199, 211
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch III (1910-14) 19-22
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch IV (1873) 321-333
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 184-185
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 44, 183, 216